De Haagse rechtbank legde in 2020 een gevangenisstraf van 36 maanden op waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Doordat in hoger beroep de behandeling van de zaak te lang heeft geduurd, heeft het hof een gevangenisstraf van 35 maanden opgelegd waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Net als de rechtbank heeft het hof daarnaast een beroepsverbod van 5 jaar opgelegd. Gedurende die periode mag de veroordeelde het beroep van leerkracht, begeleider of instructeur waarbij hij in contact komt met kinderen, niet uitoefenen.
In deze zaak hebben twee deskundigen rapporten uitgebracht, waarin zij zich hebben uitgelaten over de betrouwbaarheid van de studioverhoren van de jonge slachtoffers. Omdat de conclusies van de deskundigen diametraal tegenover elkaar stonden, heeft het hof bij de beoordeling van de zaak geen gebruik gemaakt van de rapporten. Het hof heeft het niet noodzakelijk geacht om een derde deskundige te benoemen. Het hof acht zichzelf in staat om een oordeel te vormen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de minderjarige slachtoffers. Dit oordeel baseert het hof op het dossier en de gehoorde getuigen in hoger beroep.